Het nieuwe orgel voor de Koepelkerk

In de zomer van 2020 ontving Mense Ruiter Orgelmakers B.V. de aanvraag voor het opstellen van een offerte. Dit bedrijf had ik enkele weken daarvoor overgenomen, waardoor het de eerste grote offerte-aanvraag voor mij was als kersverse directeur. In het vroege najaar van 2021 ontvingen de definitieve opdracht.

Een belangrijk doel van de Renswoudse orgelcommissie was het implementeren van het bestaande historische pijpwerk in het nieuw te bouwen instrument. Deze commissie heeft orgeladviseur Peter van Dijk een zogenoemd ‘orgelplan’ laten opstellen, dat als leidraad diende voor de offerteronde. In dit plan waren vele details van het te hergebruiken pijpwerk nog niet bekend en bevatte nog veel open einden. Na de vondst van de maker van het 19e-eeuwse pijpwerk, is het uiteindelijke concept van het orgel gewijzigd en op een later moment zelfs nog uitgebreid.

Ontwerp
Voor het ontwerp en de opzet van het instrument is met name gekeken naar het karakter van de kerkarchitectuur, het voormalige orgel en de bouwstijlen waarvan deze getuigen. De bouwstijl van de kerk kunnen we verstaan als Hollands classisme met zware pilasters, omvangrijke ordezuilen, in harmonie en symmetrie vormgegeven volgens de klassieke verhoudingenregels zonder grote uitbundigheden. Het front van het sinds 1937 niet meer aanwezige orgel, zou gezien de vermoedelijke bouwtijd meer als een neoclassicistisch ontwerp zijn te betitelen. Zuiver af te lezen in de hoofdvormen, harmonisch, symmetrisch en spiegelbeeldig met klassieke profiellijsten en snijwerk.
Het ontwerp van het nieuwe orgel volgt de genoemde kenmerken. Duidelijk afleesbare hoofdlijnen, geordend naar de klassieke verhoudingenregels en passend binnen het kader van de gebouwelementen. Het boven- en onderfront is een afspiegeling van het binnenwerk in afmeting, pijp-opeenvolging en van het klankvermogen van de twee manuaalwerken. In het ontwerp hebben we het karakter van het voorgaande orgel willen vangen, waar bijvoorbeeld het rozet onder de middentoren een belangrijk visueel element is. De vijf ronde torens zijn beduidend slanker gehouden dan de naast het orgel staande grote stenen zuilen, zodat er geen visuele wedijver ontstaat.

Pijpwerk
De kwaliteit van enkele registers uit het voormalige orgel, spreekt al vele jaren letterlijk tot de verbeelding. Van jongs af kwam ik jaarlijks in de Koepelkerk bij kooruitvoeringen waar wij als gezin heen gingen, omdat mijn vader meezong. Na afloop van zo’n uitvoering mocht ik het orgel bespelen wanneer het koor koffie dronk in Rehoboth. Dat de klank van een aantal registers opvallend hoger van kwaliteit was dan andere, viel me toen ook al op. Waardoor dit verschil werd veroorzaakt, werd pas duidelijk toen ik als medewerker van een vorige werkgever het orgel mocht onderhouden. Er bleek namelijk pijpwerk uit de 19e en 18e eeuw aanwezig te zijn in dit instrument. Het is juist dit pijpwerk dat organisten van de Koepelkerk jarenlang heeft geïnspireerd. Eind 2021 is het voormalige orgel door ons zorgvuldig gedemonteerd, daarbij geassisteerd door vrijwilligers van de Hervormde Gemeente te Renswoude.
De registers die zouden worden hergebruikt in het nieuwe orgel, werden zorgvuldig opgemeten en gedocumenteerd.
Het pijpwerk is daarna geanalyseerd door Wim Diepenhorst (Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed), Peter van Dijk (orgeladviseur van de Koepelkerk), Martin Butter (gewaardeerde collega, waar ik al jaren mee samenwerkte) en ondergetekende.

Het was Martin die als eerste opperde dat het 19e-eeuwse pijpwerk wel eens van Vollebregt zou kunnen zijn. Na vergelijkend onderzoek, bleek hij inderdaad gelijk te hebben!
Johannes Josephus Vollebregt (* Rotterdam, 1793 – † ‘s-Hertogenbosch, 1872) was een orgelmaker, die het vak had geleerd bij de beroemde Utrechtse orgelmakersfamilie Bätz en bij Naber en Lohman. Als zelfstandig orgelmaker was hij vanaf 1845 actief in de omgeving van Waalwijk en niet veel later ‘s-Hertogenbosch.

Het nog oudere pijpwerk is van verschillende makelij en hebben we tot op heden niet kunnen koppelen aan een of meerdere orgelmakers. Een deel van de Octaaf 4 voet vertoont overeenkomsten met het werk van Joseph Binvingat, omstreeks 1800 werkzaam in de omgeving van Maastricht. Een deel van de Quint 3 voet is vermoedelijk iets ouder en de metalen pijpen van de Gedekt 8 voet en Fluit 4 voet van het Onderpositief zouden zelfs gedateerd kunnen worden op derde of vierde kwart 17e eeuw.
We zijn ervan overtuigd dat deze verschillende pijpen uit het zuiden afkomstig zijn. De makelij en legering van het pijpwerk én een foto van het orgelfront dat tussen 1866 en 1937 in de Koepelkerk aanwezig was, biedt daartoe meerdere aanknopingspunten.

Vernieuwd plan
De fraaie klank en de kwaliteit van het werk van Vollebregt bleken uitstekend aan te sluiten bij het beeld dat de Renswoudse orgelcommissie en wij voor het nieuwe orgel voor ogen hadden.

Inspiratie werd opgedaan na bezoeken aan Vollebregt-orgels in Breugel, Erp, ’s-Hertogenbosch, Kaatsheuvel, Sint Anthonis en het in 1992 door ons gereconstrueerde orgel in Sleen. Van het orgel in Sleen zijn relevante gegevens voor maatvoering nog in ons archief beschikbaar.
Vanwege deze Vollebregt-ontdekking en onze ervaring met het werk van Vollebregt in Sleen, is besloten de lijn van het aanwezige Vollebregt-pijpwerk door te trekken om zo een eenheid in het concept te creëren, daarbij wel voldoende ruimte latend om op details eigen keuzes te kunnen maken. Een ander belangrijk onderdeel van het vernieuwde plan is de uitbreiding van 18 naar 21 registers en het wijzigen van de dispositie.

Als eerste werd aan het Onderpositief een Prestant 4 voet toegevoegd. Daarnaast is de eerder geplande dispositie gewijzigd en uitgebreid met een Bourdon 16 voet en een Gemshoorn 4 voet op het Hoofdwerk. De Terts 1 3/5 voet bas/discant van het Hoofdwerk werd een Cornet 3 sterk discant. Bij halfopen registerstand wordt het 2-voetskoor uitgeschakeld, waardoor dit register ook gebruikt worden als Sesquialter 2 sterk. De mensurering van de Cornet 2 of 3 sterk is vanwege deze dubbelfunctie enger gemaakt dan een reguliere Cornet. Er kan op het Onderpositief immers ook al een volledige Cornet van wijdere mensuur worden samengesteld.

Op het Pedaal ontbrak in het eerste plan een achtvoets register. Met het maken van een nieuwe pedaallade in plaats van de bestaande te hergebruiken, ontstond ruimte voor de Octaaf Bas 8′, waarvan de grootste zes pijpen in aangepaste vorm uit het De Koff-orgel zijn overgenomen.

In plaats van de geplande Fagot 16 voet kreeg het Pedaal een (houten) Bazuin 16 voet in volledige bekerlengte. Het orgel groeide zo tot een zeer compleet, volwaardig orgel met 21 registers.

Daarnaast werden enkele andere elementaire zaken aangepast, zoals het maken van mahoniehouten stevels voor de drie tongwerken en het naar boven toe dunner uitschaven van de metalen orgelpijpen, geheel in stijl van Vollebregt. Alle pijpen waren in 1937 voorzien van nieuwe opzetstukken met expressions. De meeste opzetstukken konden worden gehandhaafd, maar alle expressions zijn dichtgesoldeerd. Op de grootste pijpen na, zijn alle pijpen op lengte zonder steminrichting.

Klank
Voor deze relatief kleine kerk is het nieuwe instrument vrij fors. Het is dan ook niet onze intentie geweest om een orgel te bouwen dat standaard met ‘alle registers open’ wordt bespeeld.
Het doel was al vanaf het begin: een inspirerende klank, met veel verschillende registratiemogelijkheden, niet gekenmerkt door luidheid en intense kracht, maar meer van een weldadige mildheid, een adellijke klank, met een duidelijk fundament voor een goede ondersteuning van de samenzang. Daarvoor wordt dit instrument immers primair ingezet. Het kreeg een veelzijdig kleurenpalet, zoals zich dat aftekent in de dispositie. Alle registers hebben een individueel karakter, geen register klinkt precies gelijk aan een andere.
Dit komt ook tot uiting in de registernamen: er zijn bewust geen doublures in de benamingen aangebracht. Door subtiele klank- en waar mogelijk ook mensuurverschillen per register aan te brengen, is het orgel heel breed inzetbaar. Zo klinkt bijvoorbeeld de Octaaf 4 voet, een octaaf lager bespeeld, of de Super Octaaf 2 voet nog een octaaf lager, anders dan de Prestant 8 voett in dezelfde ligging. Dit principe geldt ook voor de fluiten.
Aan de versmelting van de onderscheiden karakters onderling is veel aandacht besteed, waardoor veel verschillende registercombinaties kunnen worden gemaakt.

Een aantal klanken die het orgel wat ons betreft geschikt voor de Koepelkerk maken, zijn de ‘zoete prestanten’, karakteristieke fluiten en ronde, goed mengende tongwerken. Een al te zuidelijke (luidere) tongwerkenklank, hoe fraai dat overigens ook kan zijn, hebben we in de Koepelkerk vermeden, omdat er dan teveel negatieve klankweerkaatsing van de tegenoverliggende muur zou ontstaan.
Het orgel is geen Vollebregt-reconstructie. Daarvan kon ook geen sprake zijn, omdat het orgel dat in 1866 in de Koepelkerk is geplaatst, toen ook geen volledig nieuw Vollebregt-orgel was. De aanwezigheid van het 17e- en 18e-eeuwse pijpwerk gaf aanleiding om creatief met dit gegeven om te gaan. Zoals gezegd zijn alle nieuwe pijpen in stijl van Vollebregt gemaakt. We konden daarbij gebruikmaken van beschikbare mensuurlijsten van de Vollebregt-orgels in Breugel, Erp, Geertruidenberg, Sleen en Sint Anthonis.

Fusie
Voor het frontontwerp en de eerste ontwerpen van het technische deel van het orgel was mijn voorganger Dolf Tamminga nog verantwoordelijk. Opvolging voor zijn functie was op termijn onvermijdelijk. Intussen kwam ik in contact met Gerrit de Jong, directeur van Van Rossum Orgelbouw uit Wijk en Aalburg. Voor hem was opvolging van zijn voorganger Hans van Rossum noodzakelijk en dan met name op het gebied van klank. Er ontstond een prettige samenwerking, waarbij Gerrit, in het begin nog samen met Dolf, verantwoordelijk werd voor de opzet en verdere technische uitwerking van dit orgel en ik me mocht bezighouden met de artistieke zaken zoals het klankconcept. Een lang verhaal kort: de samenwerking beviel zo goed, dat beide bedrijven sinds 1 januari 2025 zijn gefuseerd tot Mense Ruiter & Van Rossum Orgelmakers. Opvolging van de vorige generatie binnen deze bedrijven is zodoende gewaarborgd. Het mooie is dat beide oud-directeuren en hun opvolgers gezamenlijk aan dit nieuwe orgel hebben gewerkt. Elk met hun eigen expertise.

Een belangrijk deel van de inbreng van Gerrit was zijn grote kennis en ervaring met historische windvoorzieningen. Goede orgelklank ontstaat helemaal in het begin, bij de balgen. Het vinden van de juiste verhoudingen is een ambacht waar Gerrit veel onderzoek naar heeft gedaan. We zijn blij dat deze kennis onderdeel werd van dit prachtige project. Naast maatvoering en makelij van balgen en windkanalen, is ook de verhouding van speelmechaniek van doorslaggevend belang voor speelcomfort én klankkwaliteit. Samen met de boorgaten in de lade en stokken, (niet te groot en niet te klein) staat alles in verband en verhouding tot elkaar. Het heeft het intonatieproces eenvoudiger gemaakt, want er zijn geen kunstgrepen nodig geweest.

Vanwege deze ontwikkelingen en het uiteindelijk grote aandeel dat ‘locatie Wijk en Aalburg’ heeft gehad in de laatste fase, staat onze nieuwe, gezamenlijke bedrijfsnaam op het eerste opus van ons fusiebedrijf.
De volgende orgelmakers werkten aan de bouw van dit orgel mee (alfabetische volgorde): Sander Booij, Martin Butter, Jehudi Esenkbrink, Gerrit de Jong, Arno de Ligt, Jason Murre, Hans van Rossum, Dolf Tamminga, Jens Westerlaken, Geert Westra en Alfred Woensdregt. Tico Top verzorgde het houtsnijwerk. Daarnaast werkten mee: Elly Kooistra, Kees Poelman, Jack Werkman en vrijwilligers van de Hervormde Gemeente te Renswoude.

Tot slot
We hebben van de orgelcommissie het vertrouwen gekregen om voor een heel groot deel naar eigen inzicht, een ‘mooi orgel’ te maken. We zijn de Hervormde Gemeente te Renswoude zeer erkentelijk voor het vertrouwen dat we hebben gekregen om dit mooie project te mogen uitvoeren.

Onze taak zit erop, maar voor ons breekt nu de allermoeilijkste taak aan: we moeten afscheid nemen van dit orgel, waar we met zoveel passie aan hebben gewerkt.
Het is nu aan de organisten om vertrouwd te raken met het instrument en het te gaan gebruiken bij de muzikale invulling van de erediensten en andere activiteiten.
Het gehele team van Mense Ruiter & Van Rossum Orgelmakers wenst de organisten, kerkgangers en andere luisteraars daarbij veel genoegen. Daarnaast wensen we de Hervormde Gemeente van Renswoude toe dat er nog vele jaren met ‘ons’ orgel gezongen zal worden, waarbij dit instrument ook de harten van toekomstige generaties mag blijven beroeren!

Sander Booij