Avonddienst

Op 21 november 2021 om 18:30, spreker: Ds. A. Schroten

Orgelspel

Binnenkomst van de kerkenraad

welkom en mededelingen door ouderling F.C. van Rijk
Gelegenheid voor persoonlijk stil gebed

Zingen: Psalm 73 : 13
Wie heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt’re smart
of bange nood, mijn vlees en hart,
zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.

Hulpverwachting en Groet

Zingen: Gezang 504
Droog met uw wind mijn tranen,
en deel in mijn verdriet.
Heer, leid mijn pijn in banen
waar U uw troost gebiedt.
Soms kan ik niet meer huilen,
zo groot is het gemis.
Laat mij dan bij U schuilen,
waar dit te dragen is.

Heer, U kent mij van binnen,
de breuk door heel mijn hart.
Wat moet ik nu beginnen,
waarheen met al die smart?
Doe in uw kruik mijn tranen,
bewaar de zware tijd.
En wil mij dan bepalen
bij licht en eeuwigheid.

Eens droogt U al de tranen;
voorbij is dan verdriet.
En God zal ons dan manen
tot vreugde in ons lied.
Daar zal geen dood, geen rouw zijn,
geen moeite en geen pijn.
Het tranenbrood zal op zijn,
de tranen zijn voorbij.

Gebed

Lezing uit de Bijbel: Prediker 12 en 2 Korinthe 4 en 5
➢ Prediker 12
1 Denk aan uw Schepper, in de dagen van uw jeugd,
voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen waarvan u zeggen zult: ‘Ik vind er geen vreugde in’;
2 voordat de zon verduisterd wordt,
evenals het licht en de maan en de sterren,
en de wolken terugkeren na de regen;
3 op die dag,
wanneer de bewakers van het huis zullen beven,
de sterke mannen zich zullen krommen,
de maalsters ophouden, omdat ze met weinigen zijn,
en zij die door de vensters kijken, verduisterd worden;
4 wanneer de beide deuren naar de straat gesloten worden,
het geluid van de molen verzwakt,
men opstaat bij het geluid van de vogels,
en alle zangeressen neergebogen zullen worden,
5 men ook vrezen gaat voor de hoogte,
en er verschrikkingen zijn op de weg,
de amandelboom gaat bloeien,
de sprinkhaan zichzelf tot last wordt,
en de kapperbes niet meer helpt
– de mens gaat immers naar zijn eeuwig huis:
rouwklagers doen de ronde in de straat –
6 voordat het zilveren koord verwijderd wordt
en de gouden oliehouder verbrijzeld,
de kruik bij de bron stukgebroken wordt
en het rad bij de waterput verbrijzeld,
7 het stof terugkeert naar de aarde zoals het was,
en de geest terugkeert tot God, Die hem gegeven heeft.
8 Eén en al vluchtigheid, zegt de Prediker, alles is even vluchtig.
(…)
11 De woorden van wijzen zijn gegeven door één Herder.
(…)
13 De slotsom van dit alles is:
Vrees God, en houd u aan Zijn geboden,
want dit geldt voor alle mensen.
14 God zal namelijk elke daad in het gericht brengen,
met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad.

➢ 2 Korinthe 4 en 5
4:16 Wij verliezen de moed niet; integendeel, ook al vergaat onze uiterlijke mens, toch wordt de innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd.
17 Want onze lichte verdrukking, die van korte duur is, brengt in ons een allesovertreffend eeuwig gewicht van heerlijkheid teweeg.
18 Daarom houden wij onze ogen niet gericht op de dingen die men ziet,
maar op de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet, zijn van het ogenblik, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig.

5:1 Wij weten immers dat, wanneer ons aardse huis, deze tent, afgebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.
2 In deze tent zuchten wij, omdat we er vurig naar verlangen om met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden,
3 – als wij maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden! –
4 Tegelijk zuchten we ook in deze tent, omdat we het zwaar te verduren hebben; wij willen immers niet ontkleed, maar overkleed worden, zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden.
5 En Hij, Die ons hiervoor heeft toegerust, is God, Die ons ook het onderpand van de Geest gegeven heeft.
(…)
9 Daarom stellen wij er een eer in, om Hem welbehaaglijk te zijn.
10 Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

Zingen: Psalm 39: 3 en 5 (Wk)
Een handbreed zijn mijn dagen hier gesteld
door U, die leeft in eeuwigheid.
Ik zie mijn leven dat ten einde snelt,
voor U als enkel ijdelheid.
Het mensenkind, al is hij arm of rijk,
is slechts een ademtocht gelijk.

O, HEER, wat is het, dat ik nog verwacht?
Ik hoop op U alleen, mijn God.
Red mij van al mijn zonden door uw macht,
maak mij voor dwazen niet ten spot.
Ik doe mijn mond niet open, want ik weet:
U was het zelf, HEER, die het deed.

Preek: ‘De ondergang en opgang van het lichaam’

Meditatief moment, onder muziek: ‘Toekomst vol van hoop’ (Sela)

Zingen: Gezang 67: 3, 4 en 5
Wie wenend hier moet zaaien, in de verganklijkheid, zal juichen bij het maaien: God oogst tot eeuwigheid. Al wat ik zaai in zwakheid verrijst door God in kracht. ‘t Gezaaide in geringheid wordt door Hem grootgebracht.

Zo zullen doden opstaan in onverganklijkheid met een verheerlijkt lichaam door God hun toebereid. Waarom zult gij dan vragen hoe God dit werk volbrengt? Het zaad zal vruchten dragen door God die leven schenkt.

Nog is voor ons verborgen – wij zien slechts in geloof –
hoe God eens op zijn morgen volbrengt wat werd beloofd:
al wie hier in dit leven gezaaid werd op Gods tijd,
zal God een lichaam geven dat leeft in eeuwigheid.

Herdenking van hen, die in het afgelopen kerkelijk jaar van ons zijn heengegaan
– Inleidende woorden
– Noemen van de namen van onze geliefden
– Moment van stilte

– Zingen: Psalm 89: 19 en 7
Gedenk, o HEER, hoe zwak ik ben, hoe kort van duur.
Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur.
Zou ’t mensdom dan vergeefs op aarde zijn geschapen?
Wie leeft er, die de slaap des doods niet eens zal slapen?
Wie redt zijn ziel van ’t graf? Ai, help ons, als tevoren,
gelijk Gij bij Uw trouw aan David hebt gezworen.

Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort!
Zij wandlen, HEER, in ‘t licht van ’t Godd’lijk aanschijn voort;
Zij zullen in Uw Naam zich al de dag verblijden;
Uw goedheid straalt hun toe;
Uw macht schraagt hen in ’t lijden,
Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen,
maar Uw gerechtigheid hen naar Uw woord verhogen.

Belijdenis van het geloof

Zingen: Psalm 71: 15
Gij deed mij veel benauwdheid smaken
en drukkend harteleed;
maar tot mijn hulp gereed
zult Gij mij weder levend maken;
mij uit de afgrond trekken,
en met Uw vleug’len dekken.

Gebeden

Zingen: Psalm 68: 10
Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag,
met Zijne gunstbewijzen.
Die God is onze zaligheid;
wie zou die hoogste Majesteit
dan niet met eerbied prijzen?
Die God is ons een God van heil;
Hij schenkt, uit goedheid, zonder peil,
ons ‘t eeuwig, zalig leven;
Hij kan, en wil, en zal in nood,
zelfs bij het naad’ren van de dood,
volkomen uitkomst geven.

Zegen

Orgelspel